Auteurs: mr. S.J.C. Schuman en drs. R. van Sluis, respectievelijk werkzaam bij Deloitte Belastingadviseurs B.V., Global Employer Services en werkzaam als Head of Rewards bij bol.com
Er zijn verschillende situaties denkbaar dat een belastingplichtige in een buitenlands aanvullend pensioen (hierna: buitenlands bedrijfspensioen) deelneemt. In dit tweedelige artikel wordt ingegaan op de fiscale behandeling van een buitenlands bedrijfspensioen tijdens de opbouwfase en tijdens de uitkeringsfase. In dit artikel hebben we ons beperkt tot het bedrijfspensioen. Over de fiscale gevolgen van het staatspensioen en daarmee waar iemand verplicht sociaal verzekerd is, kan al een volledig artikel worden geschreven. In dit artikel gaat het dus om pensioenregelingen die niet onder de werking van de verordening 883/2004 vallen. In dit eerste deel komen de fiscale gevolgen van het buitenlands bedrijfspensioen tijdens de opbouwfase aan bod met uitzondering van de gevolgen van emigratie. De gevolgen van emigratie komen in het tweede deel aan bod. In dit eerste deel wordt eerst beknopt ingegaan op de fiscale behandeling van een Nederlands aanvullend pensioen (hierna: Nederlands bedrijfspensioen). Vervolgens wordt aan de hand van de relevante wetgeving in de loonbelasting (onderdeel 3) en inkomstenbelasting (onderdeel 4) de fiscale gevolgen beschreven van het buitenlands bedrijfspensioen. Vervolgens zal worden afgesloten met een conclusie.
De voorwaarden die Nederland stelt ter zake van een uitgaande internationale waardeoverdracht van pensioen (besluit van 9 oktober 2015), zijn in strijd met het Europees recht. De regels omtrent het afkoopverbod en de zekerheidsstelling mag Nederland niet hanteren.
Bron: Hof van Justitie EU, 16 november 2023, ECLI:EU:C:2023:878 en 875
Er zijn vragen en antwoorden gepubliceerd over de invoering van de Wet toekomst pensoenen en de toepassing van een belastingverdrag bij partnerspensioenen die ingaan vóór en op of na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
Bron: Belastingdienst Centraal aanspreekpunt pensioenen, 20 november 2023
Een buitenlandse pensioenregeling hoeft na de invoering van de Wet toekomst pensioenen niet opnieuw aangewezen te worden (besluit 9 oktober 2015, DGB 2015/7010M). De bestaande aanwijzing loopt door.
Bron: Belastingdienst Kennisgroepen, 20 november 2023
A ontvangt een pensioen van ruim € 67.000 van een Nederlands pensioenfonds. De inspecteur kon niet weten dat België het pensioen niet volledig belast heeft, zodat de gegevens uit België het benodigde nieuw feit vormen voor de navorderingaanslag.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 5 oktober 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6860
A woont in België en ontvangt uit Nederland een regulier pensioen van € 23.817 en een afkoopsom van een niet-ingegane lijfrente van € 7.371. De afkoopsom wordt niet meegeteld bij de beoordeling van de € 25.000-grens in het pensioenartikel van het verdrag met België.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23 oktober 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:7351
R woont in België en geniet Nederlandse pensioenen. De inspecteur bepaalt terecht dat het pensioen voor zover dat in Nederland fiscaal gefacilieerd is opgebouwd (diensttijdevenredig) belast is in Nederland.
Bron: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 23 augustus 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2702
A woont in België en ontvangt Nederlandse pensioenen met een brutobedrag hoger dan 25.000. België heeft de pensioenen niet belast voor meer dan 90%. Nederland heeft dan het heffingsrecht. De navorderingsaanslagen met belastingrente zijn juist.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 8 september 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6377
Partijen hebben gekozen voor Luxemburgs arbeidsrecht. Dwingendrechtelijke Nederlandse regels, zoals de verplichte deelname aan een pensioenregeling, zijn alleen van toepassing als deze een hoger beschermingsniveau bieden.
Bron: Hoge Raad, 23 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:969
Partijen hebben gekozen voor Luxemburgs arbeidsrecht. Dwingendrechtelijke Nederlandse regels, zoals de verplichte deelname aan een pensioenregeling, zijn alleen van toepassing als deze een hoger beschermingsniveau bieden.
Bron: Hoge Raad, 23 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:969